Ik woon boven een kinderdagverblijf. Daar koos ik vrijwillig voor, met het optimistische idee dat het met het geluid ‘wel mee zou vallen’. Wat de makelaar er niet bij had vermeld, was dat ik pal boven – ik herhaal: pál boven – de babygroep woon.
Zo is er een baby die, als hij huilt, als een kapotte grasmaaier klinkt. Op donderdag is, behalve de Kapotte Grasmaaier, het Driftkikkertje er. Ik hoor precies wanneer hij (ik denk dat het een hij is) zijn speen kwijt is of zijn luier heeft gevuld.
Gelukkig heeft het ook iets lieflijks. Zo ken ik het liedje In de maneschijn nu uit mijn hoofd. Niet alleen Driftkikkertje wordt er rustig van, ikzelf ook. Klom ik op het trapje naar het raamkozijn.
Als ik vanaf mijn balkon gadesla hoe de koters buitenspelen, zie ik fietsstad Utrecht in ’t klein. Ik lach om de brutale apen op hun skelter die voorrang opeisen – de toekomstige doorroodfietsers – en ik zie verlegen kindertjes die zich laten afsnijden. Haaientandlikkers in spe. Ook aandoenlijk: als ik mijn fiets parkeer, zijn er altijd peuters die hun plakkerige neus tegen het raam drukken en zwaaien. En die pose nemen ze ook in als papa of mama ze op komt halen met de bakfiets. Rond een uur of 5. Of 6. Of 7.
Ik schrik daarvan. Neem nou Kapotte Grasmaaier. Die is er volgens mij dus, zo te horen, vier tot vijf dagen per week. Iedere dag van 8 tot 6, 7. En dan komt er een man in pak het kind ophalen, vlugvlugvlug, want er moet nog gegeten worden en gebadderd en dan is het bedtijd!
Sinds ik hier woon, beloof ik mijn te produceren kinderen plechtig dat ik niet zo’n ouder word. Ik wil geen gesprekken van: ‘Schat, ik zag op de webcam van de opvang Sterre haar eerste stapjes zetten!’ ‘Ach, dat ik het heb gemist, de wifi op de zaak was kapot.’
Het is vast makkelijk praten, nu ik nog geen huilend kind heb dat mij omtovert tot een labiel viswijf met een lontje dat korter is dan dat van Badr Hari. Maar ik zet het nu zwart op wit. Mijn kind stal ik niet iedere dag in een kinderdagverblijf.
Tenzij mijn kind zo klinkt als de Kapotte Grasmaaier. Dan wil ik nog weleens op die belofte terugkomen.